Door de televisie, een film, een toneelstuk en een fototentoonstelling kwam het leven van Guido van Waveren (1947-2006) en zijn familie op een scheve manier in de publiciteit. Als Guido’s vroegere vriend laat ik een ander licht op de geschiedenis schijnen. Ik haal herinneringen op aan onze gezamenlijke tijd en doe verslag van zijn worsteling om zich los te maken van zijn afkomst. Daarmee komt ook een beeld van de jaren zestig-zeventig in Zuid-Kennemerland en Amsterdam te voorschijn.
Wim van der Aar had een film gemaakt over Guido van Waveren met behulp van geluidsbanden die Guido voor zichzelf had opgenomen en uiterst persoonlijke zaken besprak. Na zijn verdrinkingsdood waarover de Amsterdamse tv rapporteerde, waren die banden op een tweedehandsmarkt terecht gekomen en gevonden door Van der Aar. Ik hoorde erover in het televisieprogramma ‘De Wereld Draait Door’, waar de banden in alle openbaarheid ter sprake kwamen. Voor mij en Guido’s intimi was het zien van de film zelf een nog schokkender ervaring.
Correcties
De film trok het leven van Guido ook uit zijn verband. De reacties waren er naar. Iemand noemde Guido zelfs ‘een idioot’. Een toneelstuk, geïnitieerd door Van der Aar, gaf een fictieve weergave van Guido’s familie waar verdere misverstanden uit voortkwamen. Niet de familie Van Waveren maar Hugo Scheltema (1874-1939), de vader van Guido’s moeder, had met zijn handel in tabak een wereldimperium gevestigd.
Hugo Scheltema
Guido’s grootvader Theodorus van Waveren (1859-1930) woonde niet in Bennebroek of Aerdenhout, maar in Hillegom, waar hij kweker van bloembollen was, met buitenlandse kantoren om zijn bollen te verkopen. Guido’s vader Tup van Waveren was niet een tabakshandelaar in Amerika, maar hield zich bezig met technische uitvindingen en zaadverdeling in Nederland. Hij bedacht ook het Keukenhofconcept maar liet de uitvoering aan zijn broer Tom over.
Theodorus van Waveren en zijn vrouw Maria Wijtman
Belle Alliance in Hillegom, waar Tup en Tom van Waveren opgroeiden
Guido’s moeder Lidy Scheltema ontwierp niet alleen met C. Mesman maar ook met Han van Lochem samen het gezinshuis aan de Tooropkade in Heemstede dat nu een monument is. De stijl heeft verwantschap met Landhuis Scheltema van Lidy’s broer Evert Scheltema aan de Scheltemankade in Haarlem-Zuid en Sparrenduin van Tup’s broer Tom van Waveren aan de Kleine Sparrenlaan in Bennebroek.
Pauzegesprekken
Guido leerde ik kennen in een Haarlems schoolgebouw waar wij als dropouts alsnog gymnasium deden. Wat ik in hem bewonderde was dat hij onvervaard voorbij ging aan knellende banden van de burgermaatschappij. Eigenlijk was hij iemand van de jaren zestig voordat die tijd spreekwoordelijk werd. Hij had het van zijn ouders, een echtpaar dat voor de oorlog al zo was. Maar dat wist ik nog niet toen we pauzegesprekken voerden over de oudheid en de toekomst en plannen maakten om naar het vrije Amsterdam te verhuizen. Ik ontdekte wel Guido’s brede onderlegdheid en humor, niet minder dan zijn afkeer van kunst en klassieken.
In de klas bleek hij niet mee te kunnen. Zijn moeder had hem na vier jaar van school gehaald en was hem zelf onderwijs gaan geven. Voor de middelbare school had ze hem niet voorbereid. Zijn vader had hem in de geneticataal van toen een minusvariant genoemd.
Lorentz Lyceum, Haarlem
Appelrijen
We maakten kennis met elkaars families. Guido hield van de gezelligheid bij mij thuis. Op zomeravonden kwam hij met zijn platte motorbootje, 'mijn deur', naar Bennebroek gevaren om bij ons aan te leggen voor een goede koffie. Met zijn hartelijke lach en vermogen tot zelfrelativering was hij een graag geziene gast.
Bij Guido thuis ging het anders. Het huis was een origineel en artistiek bouwwerk, het soort waar ik als kind van droomde. Voor mij was het niet een ‘spookhuis’, zoals het in de buurt wel heette, maar eerder een spannend ‘sprookjeshuis’, vol geheimzinnigheid en creativiteit.
Het halletje en het keukentje waren verbazend klein. In de gootsteen, even artistiek betegeld als ik overal zag, stonden een paar bekers die je niet mocht aanraken want elke bewoner had het monopolie op een eigen exemplaar. Guido’s vader Tup had een grote partij appels gekocht en ze te drogen gelegd op alle vlakke stukjes van de gemetselde trapleuningen. Ik vond het geweldig. Guido bezag mijn enthousiasme met gemengde gevoelens.
In de voortuin stond een oude Panhard. De vergane banden waren weggezakt in de hoge grassen, grassoorten waar Tup geanimeerd over kon uitwijden. De auto liet hij staan want de achterbak deed dienst als tijdelijke opslagruimte wanneer iemand geen zin om de hoge stenen trap naar de voordeur op te klimmen. De buren spraken er schande van. Hun huizenprijzen gingen naar beneden naar gelang de grassen om de Panhard verder omhoog kwamen.
Kaas
Guido’s moeder Lidy hoorde ik van achter een kamerscherm weleens roepen. Toen zij eindelijk te voorschijn kwam vond ik haar iemand met een prachtig gezicht en, overeenkomstig het huis, een originele, artistieke en ingewikkelde persoonlijkheid. Ze kwam uit een welgesteld Antwerps gezin, waar kunstenaars, schrijvers en acteurs over de vloer kwamen. Ze maakte ze van dichtbij mee en liet er zich blijvend door inspireren. Op haar beurt vond ze het heerlijk om anderen te inspireren.
Al verhalen vertellend keek ze naar mijn reacties, even hoffelijk als doordringend bezig om mij uit te testen. Ik kwam door de onuitgesproken ballotage en was welkom in de grote woonkamer op de eerste etage. Daar had zij haar domein vol donkere wandkleden en verschoten doeken over stoelen en banken. De schraagtafels waren afgeladen met boeken, documenten en fotoreproducties van schilderijen.
Ze was gefascineerd door William Shakespeare en zocht bewijzen voor zijn verblijf in Nederland. ‘Die man is hier nooit geweest,’ riep de nuchtere Guido als we buiten haar bereik waren. Maar zijn moeder liet niet af en meende dat hij in Gouda was geweest. ‘Ze is weer naar Gouda om Shakespeare te vinden,’ meldde Guido een keer. ‘Ze kan daar beter naar kaas gaan zoeken. Ze wil een boek over Willem in Waterland schrijven. Dat komt er dus nooit.’ Daarin heeft hij gelijk gekregen.
Bedrogen
Haar verhalen over Tup hadden vaak een defensieve ondertoon. Tup’s broer Frank van Waveren had niet, zoals velen beweerden, met de Duitsers geheuld maar zijn bedrijf in Duitsland veilig gesteld. Tup had Frank geholpen om het bedrijf draaiende te houden. Dat was geen collaboratie met de Nazi’s. Hij had nota bene als gijzelaar vastgezeten.
Bovendien was hij zelf bedrogen. Zijn ontwerp van een duikboot met drie cilinders was gestolen door een meneer Gunning. Die had tijdens de oorlog het idee aan de Engelse marine verkocht en er veel aan verdiend. Na de oorlog was hij, hoe durfde hij, met Lidy’s zuster getrouwd.
Tup’s bedrijf in suikerbietzaden was in de oorlog ten onder gegaan. Na de oorlog wilde hij een doorstart maken maar landbouwminister Mansholt had het getorpedeerd. Tup had toch al weinig fiducie in politici en ambtenaren, maar sinds door die ingreep voorgoed tabak van ondernemen.
Andijvie
Lidy woonde op de bovenste etage en Tup op de begane grond. Zij stond op in de middag en hij ging bij zonsondergang naar bed. Ze troffen elkaar tussen theetijd en borreltijd. Tup kon uren in de tuin zitten mijmeren, het zuiderlicht van over het water in zich opnemend.
Vanaf het eerste contact dat ik met hem had was ik onder indruk van zijn enorme kracht en ingehouden woede. Maar ik ging hem zien als een ruwe bolster met blanke pit. Hij nodigde mij uit voor het avondeten op het grote terras. Hij kookte andijvie en een paar aardappels. Als ik mij goed herinner hadden we er een bal gehakt bij. Het lekkerste was een glas Amstel Goldbier. Guido viel in geen velden of wegen te bekennen.
‘Mijn vrouw kan niet koken,’ zei Tup verontschuldigd.
‘Je kunt ook niet overal goed in zijn,’ waagde ik erop.
De opmerking viel goed en begon aan een rondgang door familiegelederen.
Het huis waarin Guido van Waveren opgroeide. Tooropkade 2, Heemstede, gezien vanaf het Spaarne
Italië
Met Guido ondernam ik tochten in de Ford Taunus stationwagen van zijn vader. Maar de eerste tocht, naar Italië, was met z’n drieën. Zijn moeder wilde mee. Dat was omdat ze nog een keer Florence moest zien. Maar Guido dacht ze hem niet los kon laten. Ik dacht dat ze en passant mij beter wilde leren kennen.
We reden naar de zomerse sneeuw van het hoge Stelviogebied waar Guido zijn liefde voor het skiën uitleefde en ik met zijn moeder op het terras zat. In onze tête-à-têtes begreep ik toenemend dat het haar minder om Florence dan om Guido en mij ging, zeker toen ze zei: ‘Ik weet niet op welke gevaarlijke helling Guido nu weer bezig is. Jij moet bij gelegenheid maar op hem letten. Mijn man en ik hebben vertrouwen in je. Als je ooit ergens in moeilijkheden komt, noem je onze namen maar: Van Waveren en Scheltema. Dat kan deuren openen.
Vooraan zittend Lidy van Waveren tweede van rechts, de auteur derde van rechts, 1965
Het meest getroffen was ik door een angst die ik achter haar praten voelde en die ze bij vlagen ook zelf tot uitdrukking bracht. ‘Toen de Duitse officier met zijn manschappen in de tuin stond om mijn man op te halen, heb ik hem vanaf het balkon de huid vol gescholden. Met zijn autoritaire opvoeding was hij gewend om zo iemand serieus te nemen en hij vertrok onverrichter zake. Ik was eigenlijk heel bang, maar als je angst hebt moet je eroverheen bluffen.’
In Toscane gingen we naar campings waar Guido en ik een tentje opzetten. Voor zijn moeder klapte hij de achterleuning van de auto neer zodat ze achterin kon bivakkeren. Het hete dal van Florence hadden we na een dag wel gezien, ook Guido’s moeder. Voor haar was de tocht al voltooid. De verkoeling van de Tyrreense Zee was niet veel meer dan uitstel van de terugreis.
Waldorf Astoria
‘De bodem van de schatkist is weer in zicht,’ zuchtte Guido van tijd tot tijd. Ik vroeg me af hoe het leven in Huize van Waveren toch steeds weer doorging. Ik kreeg duidelijkheid toen Lidy mij betrok in maatregelen om de schatkist bij te vullen: ‘Nu Guido en jij naar Frankrijk rijden, kunnen jullie Menton bezoeken. Ik heb met Guido al besproken wat hij daar moet zeggen. De huishoudster spreekt alleen Frans. Dan kan jij bijspringen. Guido heeft een weerstand tegen die taal. Ik heb de schoonheid van die taal zeker te vaak benadrukt.’
Guido had andere voorliefdes. In het Bois du Boulogne van Parijs hoorde Guido in de verte motoren razen. We moesten op zoek naar het motorgeluid. Het waren mannen met motorzagen. Dat hadden we nog nooit gezien. Apparatenliefhebber Guido was er niet weg te slaan.
Voor hem was het een welkome afleiding van de spanning die hij had over het komende gesprek met zijn grootvader. Er stond heel wat op het spel. Opa Scheltema had al vaker geweigerd geld in de Heemsteedse schatkist te storten, zeker nadat hij Lidy en haar gezin uit het Waldorf Astoria Hotel in New York was komen halen. Daar hadden ze maandenlang gewoond, op zijn kosten, in de jaren vlak na de oorlog en op de vlucht voor het communistische gevaar.
Opa Scheltema had geen zin om er langer voor te betalen en maakte dat Tup in Zuid-Amerika ging zoeken naar mogelijkheden om een bedrijf te beginnen. Maar Tups expeditie mislukte en het gezin keerde terug naar Heemstede.
Coca Cola
Opa Scheltema woonde in een onopvallend, laag huis op een helling van Menton. Strak van de zenuwen belde Guido aan. Op de eerste etage ging een steekraampje open. Een hoofd vol papillotten kwam naar buiten en mopperde iets in het Frans. Guido raakte in opperste staat van alertheid om haar Frans te ontcijferen: Waar of onze auto stond? Die moesten we tot vlak voor het huis rijden.
Opa liet op zich wachten. Guido blies zijn magere wangen bol, tot Opa in licht zomerkostuum en met strooien hoed op naar buiten kwam. Hij deed me denken aan Maurice Chevalier. Hij stapte in en dirigeerde ons naar een straatje achter de boulevard waar we op een smalle stoep aan een cafétafeltje gingen zitten. Hij bestelde voor ons alle drie een glaasje cola. Guido deed zijn verhaal. Opa keek nors. We moesten hem maar weer naar boven rijden.
‘Dat we allebei een cola kregen was een goed teken,’ concludeerde Guido, eenmaal weer op weg langs de Rivièra.
Hazenjacht
Bij onze trips naar het zuiden ‘meerden we eerst aan in Wiesbaden’, zoals vaarliefhebber Guido graag zei. Zijn veel oudere zus Josine woonde daar, met haar man Hans Bik en hun twee zonen. Hans was dirigent maar voor ons draaide hij de Swingle Singers die klassieke muziek op een populaire manier brachten. Hans hield vol dat hij niet voor ons van zijn geloof viel maar ze zelf geweldig vond. Guido kon het niet aanhoren en was vooral bezig de kamer in en uit te lopen.
Op de Autobahn ontpopte Guido zich niet als de onbezonnen jongeman waar zijn moeder bang voor was maar als iemand die zich oefende om gecontroleerd met gevaar om te gaan. Op weg naar Zermatt leerde hij mij hardrijden op bochtige bergweggetjes door dicht achter een ‘haas’ te blijven zitten. Een haas was iemand die voor elke bocht hard remde en na de bocht hard optrok, waarschijnlijk omdat ie de weg goed kende. Zo’n autorijder kon je goed vertrouwen.
Zermatt was bekend terrein voor Guido. Hij had er vroeger op z’n gympies de bergen op en af gerend, terwijl hij met zijn ouders en zus Marianne in een duur hotel logeerde. In datzelfde hotel zochten we Marianne, haar man Eric van Ingen en hun zoon Floris op. Wij sliepen in een koud tentje en warmden ons op in het hotel. Marianne bleek Eric van het toneel te kennen. Eric zat bij de Haagse Comedie, Marianne had meestal losse rollen en speelde jeugdstormleidster in de oorlogsfilm Als twee druppels water. Eric trad later op als Dr. Paul van der Voort in de televisieserie Medisch Centrum West.
Marianne van Waveren als actrice
Marianne vond ik gevoelig, aardig en onzeker, en je kon met d’r lachen. Ach, was het maar zo gebleven. Ik voelde met haar dezelfde emotionele connectie als met Guido en zijn ouders. Eric straalde in zijn hele voorkomen de gedistantieerde adeldom uit waar hij zich niet op wilde laten voorstaan. Hij keek stroef voor zich uit, zoals zijn schoonvader Tup, maar dan als diens artistieke variant.
Alpenzorg
Eric maakte contact door zijn bezorgdheid te uiten. ‘Guido, was je weer bezig achter lokale hazen aan te racen? Je moet in de bergen juist voorzichtig rijden. En dat jullie hier op gymschoenen gaan lopen is onverantwoord. Er gebeuren veel ongelukken.’ Intussen stoven wij jong en energiek de hellingen rond Zermatt op en af en namen op een mooie middag de puntige Plathorn. Ten slotte klommen we naar de Theodulpas op 3300 meter. Aan de andere kant zagen we tot ver in de heiige diepte Italië liggen. Op de terugweg troffen we Marianne, Eric en Floris die, zelf op stoere schoenen met diepe profielzolen, verontrust keken hoe wij op gympies over de gladde Theodulgletscher liepen.
Voor een ware apotheose wilde Guido de Monte Rosa op. De berg is met 4634 meter een van de hoogste toppen van Europa, maar voor gewone wandelaars te doen. Toch leek het mij erg veel van het goede. Met tegenzin ging ik mee naar het marktplein van Zermatt om voor de volgende dag een gids te zoeken. We vonden een aardige, rustige man en ik ging bijna om. De volgende ochtend hing er een dikke mist. Alle bergtochten waren afgelast. Ik bracht een ode aan de weergod.
We namen afscheid van Marianne, Eric en Floris, en reden naar de warmte van Italië. Floris heb ik nooit meer gezien. Hem overkwam waar Eric zo bang voor was. Op zijn achttiende reed hij met drie vrienden in een auto, jong, energiek en met een tentje, naar hun vakantiebestemming in Zermatt. Ze verongelukten. Floris en zijn vriend Koen waren op slag dood.
De overtocht
In 1967 ging ik naar Amsterdam om antropologie te studeren. Tup gaf mij een boek mee: On Aggression van Konrad Lorentz, over de wezenlijk agressieve aard van de mens. Die stelling ging ik samen met andere wereldverbeteraars weerleggen. Dat spreekt. Lidy bezwoer mij niet Albert Schweitzer achterna te gaan, de man die zich met al zijn talenten als medisch zendeling in het oerwoud van Lambaréné had teruggetrokken.
Guido kwam veel naar Amsterdam en voelde zich opgenomen in mijn nieuwe vriendenkring. Onze activiteiten in de maatschappij deelde hij minder dan onze aandacht voor persoonlijke groei. Tenslotte kwam hij terecht bij de experimentele psychotherapeut Joost Mathijsen, dezelfde die landelijke bekendheid verwierf door het Koor van Prettig Gestoorde Vrouwen en het Nurks Mannenkoor die hij oprichtte.
Mathijsen liet Guido weten dat hij eerst weg moest uit zijn ouderlijk huis. Het leek ons een verstandig voorstel, maar Guido’s moeder zag het niet zitten. Ten slotte maakte hij zich los en kwam naar Amsterdam. Zijn overtocht per Taunus was kort maar de emotionele overgang groot en anders dan bij de meesten van ons bleef hij financieel afhankelijk van zijn ouders.
Commune
Zijn negentiende-eeuwse achterkamer met ramen op het noorden gaf hij grauwe kleuren en een inrichting vol metalen apparatuur. Omdat lezen en schrijven hem moeilijk afgingen en hij zich verliet op praten en luisteren, gebruikte hij een bandrecorder als dagboek. Zijn vaste uitje was een rit naar het Rembrandtplein en een ijs halen in de Reguliersbreestraat. Regelmatig verraste hij ons met uitnodigingen voor kleine en grote trips. Met zijn voorkomendheid en technische kennis hielp hij menig bevriende student uit de brand.
Guido (rechts) met onze gemeenschappelijke vriend Peter van Tilburg,1972
Guido in de hippietijd, 1974
De auteur in hippiejaren, 1977
Het was in die tijd dat de communebeweging opkwam. Met een groep vrienden van beiderlei kunne, waarin hij het bij tijden echt naar zijn zin heeft gehad, maakten we plannen en zochten naar geschikte huizen. Guido deed serieus mee. Toen de financieringsmogelijkheden aan de orde kwamen, liet Guido doorschemeren dat zij ouders konden bijspringen. In de Haarlemmerhout vonden we een groot huis dat door zijn verwaarloosde staat betaalbaar was. We konden zelf het opknapwerk doen. Maar de groep viel uiteen door de ervaring dat het jarenzestigideaal van ‘alles moet kunnen’ in de onderlinge verhoudingen niet haalbaar bleek te zijn.
Dagcentrum
Op voorspraak van Joost Mathijsen kwam Guido bij het dagcentrum van het Wilhelmina Gasthuis. Hoewel hij toentertijd niet verslaafd was, nam hij deel aan een encounter group die draaide met de kennis die het WG had opgedaan met verslaafden aan drugs en alcohol. Hij vertelde er weinig over, maar ondanks zijn ijzeren harnas merkten we bij vlagen dat het hem diep raakte. Wij hadden het diepste respect voor hem.
Intussen was ik door toedoen van popzanger John Lennon de Primal Scream therapie van Arthur Janov in Californië op het spoor gekomen. Guido deelde mijn enthousiasme en overwoog naar het instituut van Janov te gaan. Maar uiteindelijk verkoos hij bij het Amsterdamse dagcentrum te blijven.
Hier zat hij in de strakke, overzichtelijke structuur die zijn moeder hem had onthouden. Hier hoefde hij niet stoer en sterk te doen zoals zijn vader deed. Hier was het veilig genoeg om zijn angsten en frustraties tot uitdrukking brengen. Hij kwam in de sfeer van zijn psychologisch georiënteerde ooms Tom en Erlo van Waveren.
Demonen
Stukje bij beetje gaf Guido zijn geheimen aan ons prijs die op het dagcentrum naar boven kwamen borrelen. We begrepen hoe zijn ouders een team van top talent hadden gevormd, maar weinig pragmatisme bezaten en in hun teleurstelling uit elkaar waren gegroeid. Tup had op de kilheid van zijn dominante vader in het stamhuis van de grote Hillegomse bollenonderneming met onderdrukte woede gereageerd, aan andere autoriteiten de oorlog verklaard en voor familiecontacten zijn hart gesloten.
Achter zijn kwaadheid en ongeduld was hij een gevoelige man met genialiteit op technisch gebied maar die zich steeds meer uit zijn gezin en buitenwereld had teruggetrokken. Guido had zijn vader voornamelijk als een harde, afstandelijke man leren kennen.
Lidy werd verteerd door een innerlijke angst waarvan zijzelf en toentertijd ook niemand anders de oorsprong begreep. ‘Met de kennis van tegenwoordig zou je zeggen dat ze borderline-kenmerken had,’ legde een psychologe later uit. ‘Bij gebrek aan innerlijke structuur zoek je dan houvast bij anderen, soms ten koste van alles.’
Door de vervreemding in haar huwelijk had ze als uitweg van Guido een plaatsvervangende echtgenoot gemaakt en zich daaraan vastgeklampt. Ze was er al mee begonnen toen ze hem na een paar jaar lagere school verder thuis hield en beweerde dat zij hem beter kon opvoeden dan onderwijzers dat deden.
Tup zag het gevaar niet en was ondanks zijn goede hart niet tussenbeide gekomen. Lidy had, ondanks goede bedoelingen, haar zoon zo sterk naar haar behoeftes gevormd dat zijn eigen ontwikkeling was gefnuikt en hij onbewust doodsbang was om te laten zien wie hij was.
In Amsterdam ontving hij vakkundig begrip voor de worsteling met zijn vroegere en actuele moeder. Maar hij betwijfelde steeds meer of het dagcentrum wel de goede plaats voor hem was. Of zag hij op tegen de ontgoocheling en pijn op diepere lagen die hij tegemoet ging? Hoe dan ook, hij stopte met het dagcentrum.
Marianne's lach
Halverwege de jaren zeventig viel de communegroep verder uiteen en groeiden Guido en ik uit elkaar. Veel later hoorde ik over zijn vertrek naar Amerika. Hij woonde bij zijn nieuwe vriendin Barbara in New York City en aan de Atlantische kust, niet ver van de stad Boston. Het was in dezelfde periode dat ik, zonder iets van Guido te weten, een Amerikaanse vriendin had, ontmoet op een conferentie in, jawel, Boston.
Guido in Southport, VS, 1997
Ook in Amerika kon Guido zich niet bevrijden van de oude demonen. Bij terugkomst in Amsterdam raakte hij verder aan de drank en de drugs en werd aangetast door de huidaandoening psoriasis. Door gebrek aan geld raakte hij afgesneden van gas, water en licht en ging zichzelf verwaarlozen. Hij voelde zich te trots om een bijstandsuitkering aan te vragen: “Een Van Waveren gaat niet in de bijstand.” Of zoals een neef van Guido zei: "De Van Waverens wachten allemaal op de volgende erfenis, maar ze kunnen beter bollen gaan kweken."
Uiteindelijk is hij onder invloed van alcohol in de Prinsengracht gevallen en verdronken. Op zijn begrafenis in 2006 hoorde ik de toespraak van zijn neef Ben van Waveren die hem in tijden van financiële nood had bijgestaan. Ook trof ik Harald Bik, de zoon van Guido’s zus Josine die we ooit in Wiesbaden hadden bezocht. Josine en haar man Hans waren al overleden.
Wat mij door mijn hart sneed was de ontmoeting met Guido’s zus Marianne. De lach had zij nog altijd op haar gezicht, maar het was een bevroren lach. Ze verkeerde in totale shocktoestand. Haar zoon Floris had zij verloren door een auto-ongeluk, haar man Eric was in 2000 gestorven. Haar ouders en zus Josine waren overleden. En ten slotte had zij haar broer Guido naar deplorabele omstandigheden zien afglijden tot hij in de gracht verdronk. Ze liet het toe dat ik lang haar hand vasthield. <> Postscript
Na het onvoorbereide zien van de film De Van Waveren tapes in 2012, kwam ik in contact met maker Wim van der Aar. Op zijn uitnodiging had ik samen met vroegere vriend Peter van Tilburg een uitvoerig gesprek in het restaurant De Kas. Daarop organiseerde ik voor Wim en gezamenlijke vrienden een wandeling langs locaties in Heemstede, Bennebroek en Hillegom die voor Guido in zijn jeugd belangrijk waren geweest.
Referenties
Ben van Waveren. Van Waveren: Een overdonderende familiegeschiedenis. Fototentoonstelling, Kunsthal (Rotterdam 2015-2016). http://www.kunsthal.nl/nl/tentoonstellingen/van-waveren/
Corine de Vries. 'Ik was elf jaar toen mijn vader werd vermoord', De Volkskrant. Interview met Eric van Ingen (1997). http://www.volkskrant.nl/magazine/-ik-was-elf-jaar-toen-mijn-vader-werd-vermoord~a488868/
Erlo van Waveren, Pilgrimage to the Rebirth. Daimon (Zürich 1998)
John Lennon, Well Well Well. Over de Primal Scream. https://www.youtube.com/watch?v=O8MId-DtvZE
Over Joost Mathijsen http://www.nrc.nl/handelsblad/1991/02/11/personalia-6956515
Over Marianne van Waveren http://theaterencyclopedie.nl/wiki/Marianne_van_Waveren
P.J. Geerlings. ‘Medische aspecten van den heroïneverslaving.’ Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (1979, p. 1148-1154) https://www.ntvg.nl/system/files/publications/1979111480001a.pdf
Ro Theater. Van Waveren: De ondergang van een Hollandse familie. Toneelstuk onder regie van Alize Zandwijk. (Rotterdam 2015) https://rotheater.nl/vanwaveren
Wim de Wagt. ‘Houten landhuizen in Bennebroek en Heemstede: Amerikanisme of snobisme?’ Heemschut, 08-1990
Wim van der Aar, De Van Waveren Tapes. Film (2012). http://www.npo.nl/holland-doc/08-11-2012/VPWON_1156126
Dank aan
Aat Marree, Ben van Waveren, Gonneke Janssen, Hanneke Rijkelijkhuizen, Harald Bik, Inge de Wilde, John Töpfer, Peter van Tilburg, Ruud Otto en Wim van der Aar
Dit artikel is een aangepaste en uitgebreide versie van het betreffende stuk in Librariana: https://ilibrariana.wordpress.com/2012/01/03/historische-actualiteiten-december-2011/
コメント